Vanochtend kwam ik weer een groot kantoorcomplex binnen. Een groot gebouw, opgetrokken uit beton, baksteen en heel veel glas. Een gebouw, zoals er zovelen zijn, waarin honderden mensen het grootste deel van de dag weer zullen gaan doorbrengen. En om dat verblijf wat te veraangenamen, was daar de bloemist die een bestelbusje met bloemen aan het uitladen was, om iets van groen, natuur en geur het troosteloze gebouw in te schuiven.
En over het nut van planten op de werkplek heb ik eerder van alles geschreven. Dus laat ik vooropstellen dat ik er een voorstander van ben dat er rondom en op de werkplek veel planten aanwezig moet zijn. Planten die ruim in de aarde staan en goed worden verzorgd. Daar noem ik gelijk twee pijnpuntjes omdat het daar nog weleens aan wil schorten. Planten in te krappe potjes. In aarde waaruit de laatste voedingsstoffen al maanden geleden zijn verdwenen. Met amper daglicht om de bladeren van een straaltje zonlicht te voorzien. En planten die pas water krijgen als de takken en blaadjes van ellende zijn gaan hangen. Het aanblik laat zich dan ook raden. Een goed verzorgde binnenplant daarentegen straalt en staat fier overeind met de bladeren gericht naar alle hoeken waar maar licht valt op te vangen. Daar word je vrolijk van! Daarvan krijg je energie!
Maar daar wilde ik het dus hier niet over hebben. Ik wil het hebben over de grote, kleurige, geurende boeketten die in publieksruimten, de receptie, vergaderzalen, maar vooral bij de directies op de tafels belanden. Maar vergeet vooral ook niet je eigen bossie thuis. Want wat ik mij afvraag is waarom we het eigenlijk zo leuk vinden om naar een stervende bloem te kijken. Want dat is wat we doen.
Nog voordat een bloem zijn knoppen heeft kunnen openen, wordt door de tuinderij de halsslagader bruut doorgesneden en belandt het takje in een plasje water. In de koelcel wordt voorkomen dat de bloem al te snel het loodje legt en wordt die snel naar de bloemist gebracht en met andere stervende zielen tot een bosje geknoopt. Als de bloem dan eindelijk weer wat daglicht ziet en zijn aangesneden steel in een infuus van water met pokon wordt gedoopt, trekt de bloem in een laatste wanhoopsdaad zijn knoppen open. Alsof hij het uit wil schreeuwen van de pijn en om hulp roept. “Help mij, stek mij, plant mij.” Maar in plaats van te helpen kijken we vol bewondering naar de prachtige kleuren en de heerlijke geuren van dood en verderf. Tot na een dag of drie de tekenen van verval zichtbaar worden en het water in de vaas een vervelende geur begint te krijgen, de geur van verrotting, de geur van de dood. Iedere dag verliest de mooie bos een beetje van zijn schoonheid, totdat het na een kleine week verlept, verdort en treurig in de groencontainer verdwijnt. Dan maakt het plaats voor een nieuw bosje stervelingen en begint het proces van voren af aan. Dat had je toch niet in gedachten toen je een bosje rozen voor je geliefde mee naar huis nam.
Dus stop de bloemenmoord en weiger nog langer een bosje bloemen te kopen of aan te nemen. Nee, richt je liever op ruime potten en bakken voor goedverzorgde kamerplanten. Daarvan heb je jarenlang plezier en als je er lief tegen praat misschien nog wel langer. En is de plant de pot ontgroeit, zet hem dan in een grotere met verse aarde of zet hem uit in de natuur waar hij aan een tweede leven kan beginnen. Zo dragen we allemaal bij aan een beter en vooral levendig (kantoor)klimaat.