Het sociaal en cultureel planbureau heeft onderzoek gedaan naar de mate van tevredenheid van leerkrachten in het voortgezet onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat leraren redelijk tevreden zijn met hun werk, al is er wel wat kritiek te melden. De hoofdpunten uit het onderzoek:
Tevredenheid en plezier in het werk
Driekwart van de leraren (76%) is trots op hun beroep en vindt de voordelen van het leraarschap groter dan de nadelen (73%). Iets meer dan de helft (56%) zou weer leraar worden. De omgang met leerlingen noemt driekwart (77%) van de docenten als aantrekkelijk aspect van het werk; meer dan de helft (53%) noemt (ook) de overdracht van vakkennis aan leerlingen. Leraren zijn redelijk tevreden over hun beroep. Op een schaal van 1 t/m 5 scoren zij gemiddeld een 3,6. Er bestaat echter ook onvrede onder leraren over de werkdruk, de grote klassen en het functiewaarderingssysteem.
Samenwerking tussen leraren neemt een bescheiden plaats in
Samenwerken met collega’s geldt als een van de bekwaamheidseisen voor het leraarschap. Voor een meerderheid van de leraren (55%) bestaat collegiale samenwerking uit het uitwisselen van ideeën en methoden, voor een kwart (26%) gaat het om het bieden van hulp als erom wordt gevraagd; 14% van de leraren werkt intensief samen waarbij men elkaar regelmatig om feedback vraagt en elkaars functioneren bespreekt. Intensieve samenwerking komt vaker voor in het praktijkonderwijs en vmbo (waar teamwork en vakintegratie gebruikelijker zijn) dan in het havo en vwo (waar leraren een meer autonome positie innemen). Eén op de twintig leraren geeft aan dat het op de eigen school ‘ieder voor zich is’.
Leraren redelijk kritisch over de schoolleiding
Het oordeel over de direct leidinggevende is redelijk positief (6,7), slechts een op de vijf geeft hem/haar een onvoldoende. De schoolleiding krijgt van de leraren een voldoende (6,0 als rapportcijfer), maar bijna een op de drie geeft de leiding een onvoldoende. Vooral leidinggeven en inspireren in onderwijskundig opzicht wordt als matig (52%) of slecht (28%) beoordeeld. Een ander punt van kritiek betreft het gebrek aan open discussie en het niet serieus nemen van de opvattingen van leraren.
Naderende pensioengolf
Het voortgezet onderwijs is een sterk vergrijzende sector. Bijna een kwart (23%) van de leraren is 55 jaar en ouder en zal de komende 10 jaar het onderwijs verlaten. Deze groep bestaat voor bijna driekwart (72%) uit overwegend in voltijd werkende mannen. De groep jonge docenten tot 35 jaar bestaat voor bijna 60% uit vrouwen. Tweederde van deze vrouwen werkt in deeltijd, zodat voor de vervanging van de vertrekkende leraren naar verhouding meer docenten nodig zullen zijn.
En met dit onderzoek in gedachten, waaruit toch een hoge mate van werktevredenheid naar voren komt, is het misschien best aantrekkelijk om een overstap naar het onderwijs te overwegen.
Op pagina 124 van het rapport wordt samenvattend geconcludeerd dat “pushfactoren zijn, volgens de verschillende onderzoeken, veruit de voornaamste redenen van mobiliteit uit het voortgezet onderwijs”.
Een belangrijke reden is dat schoolleiders meer zijn gaan ‘managen’. En managers proberen het iedereen naar de zin te maken. Ze moeten niet alleen hun baas plezieren, maar ook voor tevreden docenten en studenten zorgen. En dat is een lastige klus als er zoveel verschillende inzichten zijn in wat ‘goed’ onderwijs is.