1. Stop! Leg alles even neer.
2. Neem 10 minuten rust om je werksituatie te beoordelen.
3. Zeg beleefd “nee” tegen nieuwe werkverzoeken.
4. Inventariseer hoeveel werktijd je hebt deze week (en volgende week).
5. Zet op een rijk welke werkzaamheden er zijn die je denkt te moeten doen.
6. Stel je bij ieder van die werkzaamheden de volgende zes vragen:
MOET ik dit nu zo doen?
Van wie MOET dat dan en controleer dat bij die persoon. Vervang het woord ‘MOET’ eens door ‘WIL’; blijft je antwoord dan hetzelfde?
Moet IK dit nu zo doen?
Is deze taak iets voor jou, of wellicht voor een collega? Kan iemand anders binnen of buiten jouw organisatie deze taak doen?
Moet ik DIT nu zo doen?
Heb je wel een juist beeld van de taak? Wordt deze taak, in deze vorm wel van jou verwacht? Wat wordt er van jou verlangd? Verifieer dit bij je opdrachtgever.
Moet ik dit NU zo doen?
Kan deze taak ook later? Moet het perse nu?
Moet ik dit nu ZO doen?
Kan het ook op een andere, simpelere, voor jou minder belastende manier? Is een tandje minder ook goed genoeg?
Moet ik dit nu zo DOEN?
Moet je eigenlijk wel iets doen? Wat gebeurt er als jij niets doet?
7. Maak een lijst met je conclusies per werktaak en stel op basis daarvan prioriteiten tussen je werktaken.
8. Bespreek die lijst met je baas. Leg uit dat je last hebt van een te hoge werkdruk en leg hem met jouw lijst een voorstel voor hoe dat op te lossen.
9. Controleer of jouw baas jouw conclusies deelt.
10. Ga weer gemotiveerd aan de slag. Begin bovenaan je lijst en werk puntsgewijs door. Komt iets vandaag niet af? Morgen is er weer een dag.